Depressie en Arbeid - Samenvatting voor de bedrijfsarts (NVAB, 2005)

Diagnostiek
De richtlijn richt zich op de depressieve stoornis en op de dysthymie. Van beide vormen depressieve stoornissen worden symptomen, subtypen, beloopvormen beschreven. Van depressie ook de factoren die de ernst bepalen en de punten die van belang zijn voor het suïciderisico.  
De differentiaal diagnostiek wordt uitgebreid beschreven alsmede de etiologie. Stemmingsstoornissen kunnen ook verband houden met middelen waaraan men is blootgesteld zoals oplosmiddelen, vluchtige stoffen, lood. Een aantal geneesmiddelen heeft een etiologisch verband met de stoornis (zowel bij gebruik als bij stoppen), waaronder antihypertensiva, hormoonbehandeling en antimalariamiddelen. Ook kan een aantal met name genoemde somatische aandoeningen een rol spelen, waarbij genoemd zijn: chronisch vermoeidheidssyndroom, fibromyalgie en onverklaarde chronische pijn. 
Diverse screeningsinstrumenten worden besproken waaronder de 4DKL.
Bij de diagnostiek van depressie besteedt men aandacht aan het functioneren van de persoon in de diverse rollen, waaronder werk.

Behandeling
Bij een eerste, lichte depressieve stoornis wordt aangeraden in eerste instantie gebruik te maken van voorlichting of psycho-educatie of zelfhulp (waaronder bibliotherapie) of problem-solving therapy en regelmatige controle.
Behandeling met farmacotherapie en/of psychotherapie wordt aangeraden wanneer de interventies zoals hierboven genoemd na 6 weken geen effect hebben, bij een lichte tot matige depressie langer dan 3 maanden of bij ernstige of recidief depressie.
Er zijn criteria opgenomen voor de keuze van behandeling (farmacotherapie en/of psychotherapie). Tevens wordt aanbevolen dat depressieve patiënten vanaf de eerste fase van de behandeling fysieke inspanning verrichten, aangepast aan leeftijd en belangstelling.
Aandacht voor dagbesteding en –structuur is essentieel.

De diverse middelen voor biologische therapie worden besproken. Daarbij komen ook Sint Janskruid, benzodiazepinen en lichttherapie aan de orde.
Van de psychologische interventies komen er drie aan de orde: cognitieve gedragstherapie, gedragstherapie en interpersoonlijke therapie.
Daarnaast worden steunende en structurerende interventies besproken, zoals psycho-educatie, problem-solving therapy, counseling, supportgroep, maatschappelijk werk, vaktherapieën, verpleegkundige interventies.
 
Conclusie
Deze richtlijn is van groot belang voor de bedrijfsarts. Gezien de incidentie en prevalentie van depressieve stoornissen zal de bedrijfsarts goed op de hoogte dienen te zijn van de diagnostiek en de behandeling. Enerzijds om de relatie met het werk in kaart te brengen (factoren die hebben meegespeeld bij ontstaan en/of in stand houden); anderzijds om de reïntegratie zo goed mogelijk te begeleiden. Daarnaast zal voor het overleg met de curatieve sector deze kennis onontbeerlijk zijn.