Ontwikkelingen in de Franse bedrijfsgezondheidszorg - Steven Verbeek -

Historie van de Franse bedrijfsgezondheidszorg

Moge de Nederlandse bedrijfsgezondheidszorg zijn ontstaan vanuit een socialistisch-liberale visie (Coronel, Heijermans, Burger) in de tweede helft van de 19e en begin 20e eeuw, in Frankrijk liep het heel anders.
 
In 1840 publiceerde de arts Villermé een studie over de werkomstandigheden in de textielindustrie. Hij komt tot de conclusie dat de leef- en werkomstandigheden van de textielarbeiders beneden alle peil waren -waarbij hij de schuld vooral bij henzélf legde- en deed voorstellen om de “dégéneration” van de arbeidersklasse te keren. Zijn voornaamste motief was dat gezondere arbeiders ook beter werkten…. bovendien beschouwde men degeneratie door een slechte leefwijze als erfelijk!
 
Vanaf de Eerste Wereldoorlog, die enorme slachtingen onder het arbeiderspotentieel aanrichtte, was het dan ook nodig bedrijfsartsen in te schakelen die vooral als doel hadden de werknemers op gezondheid zodanig te selecteren dat zij zo productief mogelijk konden zijn. Dit gold overigens ook voor de vele oorlogsinvaliden.
 
In de Tweede Wereldoorlog was het maarschalk Pétain van het met de Duitsers collaborerende Vichy-bewind die in 1942 met een wet de basis legde voor de bedrijfsgezondheidszorg “tot herstel en behoud van het individu en het volk". Hij richtte zich niet alleen op verbetering van gezondheid voor de mannen, maar wilde vrouwen en kinderen (de “leveranciers” van het toekomstig arbeidspotentieel) nadrukkelijk beschermen. Uiteindelijk werden in 1946 in de “Code du Travail” de artikelen opgenomen die de basis legden voor de huidige bedrijfsgezondheidszorg. Deze basis is niet wezenlijk veranderd maar onder invloed van vooral Europese regelgeving sterk verfijnd.
 
Na de Tweede Wereldoorlog kampte Frankrijk met grote tekorten aan werkkrachten maar ook aan huisartsen. Infectieziekten waaronder vooral TBC waren epidemisch en de aantallen arbeidsongevallen enorm. De toenmalige bedrijfsartsen deden dan ook veel aan vaccinaties en TBC-opsporing; daarnaast veel eerste hulp in vooral de grote bedrijven. Gaandeweg ontstonden er naast de enkelvoudige diensten veel gemeenschappelijke diensten die er tot op heden nog zijn.
 
Traditioneel een land met drie grote populaties: de industrie, landbouw en het overheidsapparaat, werden er drie systemen met eigen wetgeving en eigen bedrijfsgezondheidszorg neergezet. Deze bestaan tot op heden maar ze verschillen in taakstelling niet veel van elkaar.
 
Omvang van de bedrijfsgezondheidszorg
De in totaal 900 particuliere bedrijfsgezondheidsdiensten (waarvan 600 enkelvoudige) geven zorg aan ruim 13 miljoen werknemers. Daarnaast is er de Overheid met een onbekend aantal "médecins de prévention" die in feite dezelfde taakstelling hebben maar met heel andere wetgeving te maken hebben.
 
Er zijn 5700[1] bedrijfsartsen waarvan 70% vrouwen die vaak parttime werken. Het aantal parttimers is ongeveer 50%. Hierdoor is het totaal aantal formatieplaatsen minder dan 4.000. Het gemiddeld aantal werknemers per bedrijfsarts verschilt nogal per regio maar ligt voor enkelvoudige diensten op circa 2.200 en voor gemeenschappelijke diensten op 4.000 met grote regionale verschillen. Voor kerncentrales zelfs één op 600.
De gemiddelde leeftijd ligt op 58 jaar en verwacht wordt dat over 6 jaar zo’n 50% van de bedrijfsartsen met pensioen is. Er is een huidig tekort van ongeveer 30% aan formatieplaatsen en de instroom aan bedrijfsartsen is veel lager dan de uitstroom dus het tekort groeit.
 
Twee missies bepalen het beleid van de diensten:
- Beperking van beroepsuitval door ziekte (maintien à l'emploi") m.n. door primaire en secundaire preventie. In tegenstelling tot Nederland wordt hier dus niet mee het bestrijden van ziekteverzuim bedoeld maar wel het adviseren over werkaanpassingen bij gezondheidsproblemen maar ook door adviseren over arbeidsomstandigheden. Als het om individuele aanpassingen gaat, is dat het exclusieve recht van de bedrijfsarts. Preventie in bredere zin door de andere disciplines.
- Periodiek medisch onderzoek als gezondheidsbewaking ("suivi médical"): elke twee jaar een keuring om te kijken of werk en gezondheid nog bij elkaar passen.
 
Opleidingseisen voor bedrijfsartsen
Men dient geregistreerd bedrijfsarts te zijn. Die registratie kan men hebben verkregen indien men:
- voor het jaar 1980 naast de basisartsenopleiding ook een aanvullende cursus had gevolgd: het CES: Certificat d’Etudes Supérieures : het merendeel van de huidige bedrijfsartsen.
- een opleiding tot bedrijfsarts heeft gevolgd van 4 jaar die recht geeft op een DES: Diplôme d’Etudes Supérieures), vergelijkbaar met de Nederlandse bedrijfsqrtsenopleiding.
- een “Concours Européen” (verkorte opleiding voor artsen met praktijkervaring) heeft gevolgd van 2 tot 4 jaar die eveneens recht geeft op een DES
- in het bezit is van een erkende bedrijfs- of verzekeringsartsenregistratie in een land behorend bij de Europese Unie.
 
Herregistratie-eisen zoals in Nederland zijn sinds 2005 ingevoerd via een “puntenstelsel” voor o.m. intercollegiale toetsing, cursussen en symposia, abonnementen op vakbladen e.d. De uitvoering van deze “formation médicale continue” is formeel een verplichting maar wordt nog niet echt opgelegd want te duur en te ingewikkeld gevonden.
 
Evoluties
Waren Franse arbodiensten tot 2004 vrijwel uitsluitend bemand door artsen en assistentes, onder invloed van Europese regelgeving (met name de verplichting tot het maken van een risico-inventarisatie en -evaluatie) kwamen daar andere disciplines bij: arbeidshygiënisten, ergonomen, veiligheidskundigen en verpleegkundigen.
 
Ook is meer het accent komen liggen op de re-integratie bij ziekte of gebreken. Daar in Frankrijk de dialoog tussen werknemer en werkgever t.a.v. ziekte nauwelijks aanwezig is, is het vooral de bedrijfsarts die over de mogelijkheden om werk aan te passen adviseert.
 
Het periodiek onderzoek (vroeger jaarlijks, nu tweejaarlijks) kwam in de knel door de (tijdrovende) verzuimadvisering. Vanaf 2007 zijn er voorzichtige initiatieven gekomen (mijn dienst was daar een voortrekker in) om periodiek onderzoek te delegeren aan speciaal opgeleide bedrijfsverpleegkundigen. In 2012 heeft deze delegering een wettelijke basis gekregen.
 
Commentaar
Toen ik in 1999 in Frankrijk kwam werken was het al duidelijk dat de "vergrijzing" hard zou toeslaan door te weinig aanwas: de leeftijdspiramide was behoorlijk scheef. Alleen de vakbonden van de bedrijfsartsen waren daar ongerust over. De diensten zagen de werkdruk wel oplopen maar vonden dat de dokters best "een tandje konden bijzetten". De rechtse politieke partijen die aan het bewind waren vonden dat bedrijfsartsen duur waren, weinig uitvoerden en het de werkgevers lastig maakten. Dus weinig initiatieven om de sector te steunen. Enige steun kwam wel vanuit de landelijke vakbonden. Daarnaast is het geen aantrekkelijk vak voor artsen. Geen student wordt dokter om later bedrijfsarts te worden. Toch is er nog enige aanwas, vooral vanuit het buitenland. Veel Oosteuropese artsen, vooral uit Roemenië en Bulgarije komen naar Frankrijk. Zelfs een twaalftal Nederlandse artsen werkt in Frankrijk.
 
Anno 2014 kan geen enkele bedrijfsarts voldoen aan alle wettelijke eisen t.a.v. medische onderzoeken en werkplekgerichte acties. De boodschap is nu zoveel mogelijk delegeren, scherpere prioriteiten stellen en een aantal zaken gewoon niet doen.
 
Is dat erg allemaal? In principe niet. In Nederland is men het er allang over eens dat aanstellingskeuringen en periodiek onderzoek weinig preventieve waarde hebben. Fransen zijn echter "verslaafd" aan medische onderzoeken en voor het minste of geringste moet de dokter een goedkeuring geven: werken onder de 18 jaar, rijden met heftrucks, werken met laag- en hoogspanning, gebruiken van adembescherming etc. Dit soort onzin gaat zeker beperkt worden of zelfs afgeschaft.
 
Waar écht een vraag of een probleem is zoals bij ziekte, gebrek, organisatieproblemen is de bedrijfsarts de aangewezen figuur. En steeds vaker ook de andere disciplines. Het periodieke onderzoek is nu steeds meer in handen van bedrijfsverpleegkundigen die dit uitstekend doen. 
Later meer over de verpleegkundigen.
 
[1] http://www.insee.fr/fr/themes/tableau.asp?reg_id=0&ref_id=NATTEF06102