Laten we samen preventiebeleid bij werkenden inhoud geven

14 februari 2018

Voorzitterscolumn: Preventie is zinloos … (of toch niet?)

In mijn regionale dagblad las ik kort geleden een interview met een huisarts. Ze was maatschappelijk betrokken en luchtte haar hart over een gevoel van onrecht vanwege de verhoging van de pensioenleeftijd. Ze zag veel mensen die hun werk niet konden volhouden tot hun pensioen. Om vervolgens gezondheid, baan en inkomen kwijt te raken op een kansloze arbeidsleeftijd. Het frustreerde haar dat de overheid voorbij lijkt te gaan aan het feit dat we biologisch slijten. En dus dat artsen met hun preventieprogramma’s misschien wel worden misbruikt om ‘werkpaarden’ aan de gang te houden. Opgelapt worden om terug te keren naar de ratrace. Zo beschouwd is preventie redelijk zinloos.

Ik begrijp het gevoel van deze collega wel. Maar als bedrijfsarts is de preventiekous daarmee niet af. Geen kwestie van eens of oneens, maar van een ander perspectief. Dat leg ik graag uit.

Sociaal-geneeskundigen kijken net even anders naar preventie dan hun curatieve collega’s. We hebben bij uitstek te maken met ziekte en gezondheid in relatie tot een omgeving, in ons geval werk. En dan is preventie een makkelijk woord maar een ingewikkeld begrip. Taalkundig betekent het zoveel als voorkomen dat er onheil ontstaat door maatregelen vooraf. Maar welk onheil? Welke maatregelen? Bedrijfsartsen hebben meestal te maken met drie vragen. Wat maakt ziek? Wat maakt gezond? En wat maakt dat iemand kan functioneren? De antwoorden op die vragen hebben vaak met elkaar te maken. Bedrijfsartsen willen ziekte voorkomen die door werk ontstaat. Maar we willen ook gezondheidsschade voorkomen door niet-werkgebonden oorzaken (leefstijl, privé). En het gaat er zeer zeker niet alleen om het werkpaard weer fit for the job te maken, maar ook het werk fit for the worker. We adviseren de werknemer, maar ook diens werkgever. We hebben te maken met preventiebeleid van SZW (vooral arbeidsrisico’s en beroepsziekten) en van VWS (werk als vindplaats voor algemene gezondheidsrisico’s). Dat vraagt samenhangende kennis van ziekte, gezondheid en inzetbaarheid, van werkende èn (werk)omgeving. De bedrijfsarts is de enige die deze kennis kan integreren en afwegen. Preventie zoals hierboven beschreven is niet het domein van de bedrijfsarts alleen. Andere deskundigen zijn onmisbaar, dus daar wordt nauw mee samengewerkt. Dat maakt onze positie net zo nuttig als uitdagend.

Werk kan bijdragen aan de gezondheid van mensen. Voor die stelling is overtuigend wetenschappelijk bewijs. Maar daarvoor moet het – net als medicatie – van de juiste soort zijn, toegediend worden op het goede moment en binnen de therapeutische breedte. Mocht u daar als curatieve collega bij uw patiënt aan twijfelen, bedenk dan dat er wellicht een bedrijfsarts-collega is die met u wil samenwerken. Onze vindbaarheid kan beter (daarover meer in een volgende column), maar elke werknemer in loondienst heeft er één. Laten we samen preventiebeleid bij werkenden inhoud geven. Zinvol toch?

Gertjan Beens

Deze NVAB-voorzitterscolumn verscheen in Medisch Contact nr. 7 - 15 februari 2018