De fiets, de fiets en verder niets...

16 juli 2012

'Op de fiets gaat alles wel langzaam

maar toch nog behoorlijk hard.'1

Hoe waar deze dichtregels van de vorige week overleden Rutger Kopland zijn, zien we nu dagelijks in de Tour de France. Het regent niet alleen zonnestralen maar ook valpartijen. Het halve peloton rijdt in netverband rond. Enkele favorieten hebben al vroeg hun illusies in rook en pijn zien opgaan en voor sommigen eindigden de grootste koers van het jaar in het ziekenhuis. Vooral na de massale valpartij in de zesde touretappe kwamen de renners binnen alsof ze net van het front aan de Somme terugkwamen in plaats van uit een wielerkoers.

Bij de discussies over de gevaren van het wielrennen gaat het vaak om doping. Maar als je ziet aan welke gevaren professionele renners willens en wetens tijdens hun drieweekse helletocht worden blootgesteld, valt het gevaar van schadelijke effecten van doping daarbij grotendeels in het niet.

Te grote pelotons, wegversmallingen, vluchtheuvels, rotondes, onverlichte tunnels, haakse bochten voor de finish, slechte wegdekken, helse beklimmingen, levensgevaarlijke afdalingen, in het oor schreeuwende ploegleiders, opdringende en soms ladderzatte supporters. Het verleidde een ex-wielrenner ooit tot de uitspraak: ‘Het meest gevaarlijke van het met doping rijden van de Tour de France is het rijden van de Tour de France….’.

Professionele wielrenners zijn werknemers

Professionele wielrenners zijn betaalde werknemers. Het fietsen is behalve hun hobby ook hun werk. Als topsport werk wordt, hoort daar dan ook niet een betere bescherming tegen de gevaren van het werk bij zoals het in een ‘normale’ arbeidsomgeving ook geldt? En zo ja, wie is daar dan, naast de renners zelf, voor verantwoordelijk: de ploegleiding, de organisatoren van wielerkoersen, de sponsors, de sportorganisaties als KNWU of UCI? Vallen Nederlandse profwielrenners onder de Arbeidsomstandighedenwet? Is er door hun werkgevers een (verplichte) risico-inventarisatie en -evaluatie opgesteld en wat wordt daarmee gedaan? Hoe zit het met hun arbozorg en wie is hun bedrijfsarts?

Het vak van wielrenner

Mijn (fiets)clubgenoot Johan Middendorp vroeg zich in een ingezonden brief in de NRC van afgelopen zaterdag af of hier de Inspectie SZW (de nieuwe naam van de Arbeidsinspectie) eigenlijk ook niet een taak heeft. Nu kan men daar tegen inbrengen dat dit volstrekt naïef is en dat die dienst (zeker met de huidige onderbezetting) wel wat anders te doen heeft dan zich bezig te houden met de wielerwereld. Iedereen weet natuurlijk van tevoren dat het vak van wielrenner nu eenmaal risico’s voor de veiligheid en gezondheid met zich meebrengt (in zekere zin hoort dit ook tot de heroïek van deze sport) maar interessant is die vraag wel. Waar houden acceptabele risico’s op en waar begint de uitbuiting van de ‘slaven van de weg’ ten bate van commercie en hoge kijkcijfers? Die discussie zal na deze Tour nog wel even doorgaan.

Ploegarts als bedrijfsarts

Een bijzondere en moeilijke positie is daarbij ook weggelegd voor de ploegartsen. Wat kunnen zij doen om de aan hun zorg toevertrouwde renners zo goed mogelijk te beschermen tegen de gevaren van het werk en de onveilige werkomstandigheden? De huidige discussie gaat vaak over hun rol bij dopinggebruik maar hoe zit het met hun rol bij de preventie van die andere, veel grotere, gevaren? Is hun positie op een aantal punten eigenlijk niet vergelijkbaar met die van een bedrijfsarts, zowel dokter als adviseur? Welke keuzes worden daarbij gemaakt en hoe worden deze belangen afgewogen? Zou ook hier niet wat meer innovatie mogelijk zijn? Aan de technische ontwikkeling van de fietsen wordt veel geld besteed maar aan die van bijvoorbeeld de beschermende effecten van wielerkleding (voor zover überhaupt mogelijk) niets of veel minder.

Kleding

Waarom staan motorcoureurs tegenwoordig ongehavend op na met 200 km/u van hun machine te zijn gevallen en vele meters over het asfalt te zijn geschoven, maar zit er geen draad meer aan zijn broek en geen vel meer op zijn bil en rug als Mollema met een veel lagere snelheid (maar nog altijd heel hard) dat ook doet? Wielrenners kunnen en zullen niet in een motorpak rijden maar onderzoek naar de mogelijkheden om wielerkleding iets meer bescherming te laten bieden lijkt me uiterst welkom, kan ik ook uit eigen ervaring melden.

‘De Tour wacht op niemand’ horen we dagelijks bij Mart Smeets. Dat is het leven maar we moeten er wel voor zorgen dat de bekende wieleruitdrukking ‘de dood of de gladiolen’ niet al te letterlijk wordt!

Carel Hulshof


  1. Rutger Kopland. De drie mogelijkheden van het menselijk denken. In: Alles op de fiets. Uitgeverij G.A. van Oorschot, Amsterdam. 1969